Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 17:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Mijn leven is verwoest, mijn dagen zijn uitgeblust,mij rest slechts het graf.

2. Voorwaar, bespotting is mijn deel;mijn oog moet rusten op hun getwist.

3. Stel U zelf als mijn borg bij U;wie anders zal voor mij handslag geven?

4. Want hun hart hebt Gij gesloten voor inzicht;daarom zult gij hen niet laten zegepralen.

5. Wie vrienden aanklaagt uit winstbejag,de ogen van diens kinderen zullen versmachten.

6. Men heeft mij tot een spreekwoord gemaakt onder de volken,en ik ben iemand, die men in het aangezicht spuwt.

7. Mijn oog is dof geworden van verdriet,al mijn leden zijn als een schaduw.

8. De oprechten zijn daarover ontzet,en de onschuldige ergert zich over de godvergetene.

Lees verder hoofdstuk Job 17