6. Maar spreek ik, mijn smart wordt niet gelenigd,en houd ik mij stil, wat verlichting brengt het mij?
7. Doch nu heeft Hij mij alle kracht ontnomen;Gij hebt mijn gehele gezin uiteengeslagen,
8. en mij aangegrepen; tot een getuige is mij dit geworden:mijn kwaal is tegen mij opgestaan en klaagt mij aan.
9. Zijn toorn verscheurt en bestookt mij,Hij knerst met zijn tanden tegen mij,mijn Tegenstander scherpt zijn ogen tegen mij.