Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 15:22-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Hij heeft geen vertrouwen, dat hij uit de duisternis zal terugkeren:hij is bestemd voor het zwaard.

23. Hij dwaalt rond om brood – waar is het?Hij weet, dat de dag der duisternis voor hem ophanden is.

24. Hem beangstigen nood en benauwdheid,zij overweldigen hem als een koning, gereed tot de stormloop.

25. Want hij heeft zijn hand uitgestrekt tegen Goden de Almachtige getrotseerd;

26. hij snelt op Hem af met trotse nek,met zijn zwaar beslagen schild.

27. Want hij heeft zijn aangezicht met vet bedekten een vetlaag om zijn lendenen gelegd;

28. hij heeft zich in verwoeste steden gevestigd,in huizen, waarin men niet mocht wonen,die bestemd waren puinhopen te blijven.

29. Hij blijft niet rijk en zijn vermogen houdt geen stand,zijn bezit breidt zich niet uit op aarde.

30. Hij ontkomt niet aan de duisternis,de vlam doet zijn loten verdorrenen door de adem van zijn mond wordt hij weggevaagd.

31. Hij betrouwe niet op ijdelheid, hij komt bedrogen uit,want ijdelheid zal zijn vergelding zijn.

32. Vóór zijn tijd zal het met hem gedaan zijnen zijn palmtak zal niet groenen.

33. Als een wijnstok laat hij zijn druiven onrijp vallenen als een olijfboom werpt hij zijn bloesem af.

34. Want de bende der godvergetenen is onvruchtbaar,en vuur verteert de tenten der veile lieden.

35. Zij gaan zwanger van onheil en baren ongerechtigheiden hun binnenste brengt bedrog voort.

Lees verder hoofdstuk Job 15