Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 15:2-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Brengt een wijze ijdele kennis voort,en vult hij zijn binnenste met oostenwind?

3. Berispt hij met nutteloze woordenen met krachteloze beweringen?

4. Bovendien breekt gij de godsvrucht afen doet te kort aan de eerbied voor God.

5. Want uw ongerechtigheid legt u zulke woorden in de mond,en gij kiest de taal der listigen.

6. Uw eigen mond veroordeelt u, niet ik;ja, uw eigen lippen getuigen tegen u.

7. Zijt gij als eerste der mensen geborenof eer dan de heuvelen voortgebracht?

8. Hebt gij toegeluisterd in de raad Godsen de wijsheid aan u getrokken?

9. Wat weet gij, dat wij niet weten?Wat voor inzicht hebt gij, dat ons ontbreekt?

10. Ook onder ons zijn grijsaards en hoogbejaarden,rijker in jaren dan uw vader.

11. Zijn de vertroostingen Gods u te geringen het woord, dat in zachtheid tot u kwam?

12. Wat sleept uw hart u meeen wat flikkeren uw ogen,

13. dat gij uw geest tegen God keerten zulke woorden uit uw mond laat gaan?

14. Wat is de sterveling, dat hij rein zou zijn,en dat wie uit een vrouw geboren is, rechtvaardig zou wezen?

15. Zie, in zijn heiligen stelt Hij geen vertrouwen,zelfs de hemelen zijn niet rein in zijn ogen;

16. hoeveel te minder de afschuwelijk verdorvene,de mens, die ongerechtigheid indrinkt als water!

Lees verder hoofdstuk Job 15