Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 15:13-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. dat gij uw geest tegen God keerten zulke woorden uit uw mond laat gaan?

14. Wat is de sterveling, dat hij rein zou zijn,en dat wie uit een vrouw geboren is, rechtvaardig zou wezen?

15. Zie, in zijn heiligen stelt Hij geen vertrouwen,zelfs de hemelen zijn niet rein in zijn ogen;

16. hoeveel te minder de afschuwelijk verdorvene,de mens, die ongerechtigheid indrinkt als water!

17. Ik wil u onderrichten, luister naar mij:en wat ik geschouwd heb, dat wil ik vertellen,

18. datgene wat de wijzen op gezag van hun vaderen verkondigen,zonder iets te verhelen,

19. toen alleen aan hen het land was gegeven,en geen vreemdeling bij hen was binnengedrongen.

20. De goddeloze verkeert zijn gehele leven in angst,de geweldenaar alle hem geschonken jaren.

21. Schrikwekkende geluiden klinken in zijn oren,in volle vrede overvalt hem de verwoester.

22. Hij heeft geen vertrouwen, dat hij uit de duisternis zal terugkeren:hij is bestemd voor het zwaard.

23. Hij dwaalt rond om brood – waar is het?Hij weet, dat de dag der duisternis voor hem ophanden is.

24. Hem beangstigen nood en benauwdheid,zij overweldigen hem als een koning, gereed tot de stormloop.

25. Want hij heeft zijn hand uitgestrekt tegen Goden de Almachtige getrotseerd;

Lees verder hoofdstuk Job 15