Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 14:2-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Als een bloem ontluikt hij en verwelkt,als een schaduw vliedt hij heen en houdt geen stand.

3. En op zulk een vestigt Gij nog uw oog;Gij daagt mij voor U in het gericht.

4. Komt ooit een reine uit een onreine –niet één.

5. Indien zijn dagen vastgesteld zijn,het getal zijner maanden bij U bepaald is,Gij zijn grenzen gesteld hebt, die hij niet zal overschrijden,

6. wend dan uw blik van hem af, opdat hij rust vinde,zodat hij als een dagloner behagen scheppe in zijn dag.

7. Want voor een boom blijft er nog hoop;wordt die omgehouwen, hij loopt weer uit,en zijn nieuwe scheuten blijven niet achterwege.

8. Wanneer zijn wortel in de aarde verouderten zijn tronk in de grond afsterft,

9. dan bot hij weer uit, zodra hij water ruikt,en schiet twijgen als een jonge plant.

10. Maar wanneer een man sterft, dan ligt hij krachteloos neer;geeft een mens de geest, waar is hij gebleven?

11. Zoals water verdampt uit een meeren een rivier verloopt en uitdroogt,

Lees verder hoofdstuk Job 14