Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 11:1-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen nam de Naämatiet Sofar het woord en zeide:

2. Zou een woordenvloed onbeantwoord blijven,en een woordenkramer gelijk hebben?

3. Zou uw gezwets de lieden tot zwijgen brengen,en zoudt gij spotten zonder dat iemand u beschaamd maakt?

4. Gij zegt: Mijn leer is zuiver,en ik ben rein in uw ogen.

5. Maar och, of God zelf eens spraken zijn lippen tegen u opende,

6. en u de geheimenissen der wijsheid mededeelde,omdat zij het inzicht verdubbelt.Dan zoudt gij erkennen, dat God te uwen gunsteeen deel uwer ongerechtigheid in vergetelheid brengt.

7. Kunt gij de geheimen Gods doorgronden,de Almachtige doorgronden ten einde toe?

8. Zij zijn hoog als de hemel; wat kunt gij doen?dieper dan het dodenrijk; wat kunt gij weten?

9. Langer dan de aarde is hun maat,en breder zijn zij dan de zee.

10. Wanneer Hij toesnelt, gevangen neemten de vierschaar spant, wie zal Hem dan weerhouden?

11. Want Hij kent de valse lieden,en ziet de ongerechtigheid zonder ernaar te speuren.

12. Als een leeghoofd tot inzicht gebracht kan worden,kan het veulen van een wilde ezel als mens geboren worden.

Lees verder hoofdstuk Job 11