Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 7:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Het geschiedde nu in de dagen van Achaz, de zoon van Jotam, de zoon van Uzzia, de koning van Juda, dat Resin, de koning van Aram, met Pekach, de zoon van Remaljahu, de koning van Israël, tegen Jeruzalem ten strijde trok; maar hij kon in de strijd daartegen de overhand niet behalen.

2. Toen men het koningshuis van David berichtte: Aram is neergestreken op Efraïm, beefde zijn hart en ook het hart van zijn volk, zoals de bomen van het woud beven voor de wind.

3. Toen zeide de Here tot Jesaja: Ga Achaz tegemoet, gij en uw zoon Sear-Jasub, naar het einde van de waterleiding van de bovenste vijver, naar de weg van het Vollersveld,

4. en zeg tot hem: tracht rustig te blijven, vrees niet, uw hart versage niet voor deze twee rokende stompen brandhout: voor de brandende toorn van Resin en Aram en de zoon van Remaljahu.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 7