Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 57:2-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. zij die de rechte weg bewandeld hebben, rusten op hun legersteden.

3. Maar, gij, nadert herwaarts, kinderen van een tovenares, nakroost van echtbreker en overspeelster.

4. Over wie maakt gij u vrolijk, tegen wie spert gij de mond open, steekt gij de tong uit? Zijt gij geen kinderen der zonde, leugengebroed?

5. Gij, die in wellust ontbrandt bij de terebinten, onder elke groene boom; die de kinderen slacht in de dalen, in de rotsspleten;

6. bij de gladde stenen in het dal is uw deel; ja, die zijn uw lot; ook daarvoor hebt gij plengoffer uitgegoten, spijsoffer gebracht. Zou Ik daarmede vrede hebben?

7. Op een hoge en verheven berg hebt gij uw legerstede opgeslagen; ook daarheen zijt gij opgeklommen om slachtoffers te brengen.

8. En achter deur en post hebt gij uw herinneringstekens gesteld, want buiten Mij om hebt gij uw legerstede opgeslagen en zijt opgeklommen, hebt gij uw legerstede ruim gemaakt; gij hebt u loon bedongen van hen wier bijslaap gij hebt liefgehad, wier schaamte gij hebt gezien.

9. Gij kwaamt met olie tot de Moloch, gij bereiddet overvloed van zalven; gij zondt uw boden uit tot in de verte, ja, gij vernederdet u tot in het dodenrijk.

10. Door uw verre tocht werdt gij moede, toch hebt gij niet gezegd: Ik geef het op. Nieuwe kracht hebt gij gevonden; daarom werdt gij niet uitgeput.

11. En voor wie waart gij beducht en bevreesd, dat gij trouweloos werdt en aan Mij niet gedacht hebt, zonder u daarvan iets aan te trekken? Zweeg Ik niet en dat van overlang, zodat gij Mij niet vreesdet?

12. Ik zal bekendmaken, wat uw gerechtigheid en uw werken zijn: zij zullen u niets baten;

Lees verder hoofdstuk Jesaja 57