Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 45:5-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Ik ben de Here en er is geen ander; buiten Mij is er geen God. Ik gordde u, hoewel gij Mij niet kendet,

6. opdat men het wete waar de zon opgaat en waar zij ondergaat, dat er buiten Mij niemand is; Ik ben de Here, en er is geen ander,

7. die het licht formeer en de duisternis schep, die het heil bewerk en het onheil schep; Ik, de Here, doe dit alles.

8. Druppelt, hemelen, van boven en laten de wolken gerechtigheid doen neerstromen; de aarde opene zich, opdat het heil ontluike en zij daarbij gerechtigheid doe uitspruiten; Ik, de Here, heb dit geschapen.

9. Wee hem die met zijn Formeerder twist, een scherf onder aarden scherven. Zal ook het leem tot zijn vormer zeggen: Wat maakt gij? of uw werk: Hij heeft geen handen?

10. Wee hem die tot zijn vader zegt: Wat verwekt gij? En tot de vrouw: Waarom hebt gij barensweeën?

11. Zo zegt de Here, de Heilige Israëls, en zijn Formeerder: Vraagt Mij naar de toekomstige dingen, vertrouwt Mij mijn zonen en het werk mijner handen toe.

12. Ik ben het, die de aarde gemaakt en de mens daarop geschapen heb; mijn handen hebben de hemelen uitgespannen en aan al hun heer heb Ik mijn bevelen gegeven.

13. Ik ben het, die hem verwekt heb in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik effen maken; hij is het, die mijn stad herbouwen zal en mijn ballingen vrijlaten, zonder koopprijs en zonder geschenk, zegt de Here der heerscharen.

14. Zo zegt de Here: Het vermogen van Egypte en de koopwaar van Ethiopië – de Sabeeërs, die mannen van statige gestalte, zullen tot u overkomen en u toebehoren; zij zullen u volgen, in ketenen overkomen en zich voor u nederwerpen; zij zullen u smeken: Alleen bij u is God, en er is geen ander, generlei God.

15. Voorwaar, Gij zijt een God, die Zich verborgen houdt, de God van Israël, een Verlosser.

16. Zij staan beschaamd en zijn ook te schande geworden, allen tezamen zijn zij smadelijk afgedropen, de makers van afgodsbeelden.

17. Israël wordt door de Here verlost met een eeuwige verlossing; gij zult noch beschaamd staan noch te schande worden in alle eeuwigheid.

18. Want zo zegt de Here, die de hemelen geschapen heeft – Hij is God – die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd: Ik ben de Here en er is geen ander.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 45