Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 40:6-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Hoor, iemand zegt: Roep. En de vraag klinkt: Wat zal ik roepen? – Alle vlees is gras, en al zijn schoonheid als een bloem des velds.

7. Het gras verdort, de bloem valt af, als de adem des Heren daarover waait. Voorwaar, het volk is gras.

8. Het gras verdort, de bloem valt af, maar het woord van onze God houdt eeuwig stand.

9. Klim op een hoge berg, vreugdebode Sion; verhef uw stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem; verhef ze, vrees niet; zeg tot de steden van Juda: Zie, hier is uw God!

10. Zie, de Here Here zal komen met kracht en zijn arm zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor Hem uit.

11. Hij zal als een herder zijn kudde weiden, in zijn arm de lammeren vergaderen en ze in zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtkens leiden.

12. Wie mat de wateren met zijn holle hand, bepaalde de omvang der hemelen met een span, vatte met een maat het stof der aarde, woog de bergen met een waag en de heuvelen met een weegschaal?

13. Wie bestuurde de Geest des Heren en onderrichtte Hem als zijn raadsman?

Lees verder hoofdstuk Jesaja 40