Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 37:4-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Wellicht hoort de Here, uw God, de woorden van de maarschalk, waarmee zijn heer, de koning van Assur, hem gezonden heeft om de levende God te honen, en zal Hij straf oefenen om de woorden die de Here, uw God, gehoord heeft: wil dan een gebed opzenden voor het overblijfsel dat nog gevonden wordt.

5. Toen kwamen de dienaren van koning Hizkia tot Jesaja,

6. en Jesaja zeide tot hen: Zo zult gij tot uw heer zeggen: zo zegt de Here: vrees niet voor de woorden die gij gehoord hebt, waarmee de hovelingen van de koning van Assur Mij gelasterd hebben.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 37