Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 37:13-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Waar is de koning van Hamat, de koning van Arpad, de koning van de stad Sefarwaïm, van Hena en van Iwwa?

14. Hizkia nam de brief uit de hand der gezanten en las hem. Toen ging Hizkia op naar het huis des Heren, spreidde hem uit voor het aangezicht des Heren

15. en bad tot de Here:

16. Here der heerscharen, God van Israël, die op de cherubs troont, Gij, Gij alleen zijt God over alle koninkrijken der aarde; Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt.

17. Neig, Here, uw oor en hoor; open, Here, uw ogen en zie; hoor al de woorden van Sanherib, die hij heeft doen overbrengen om de levende God te honen.

18. Waarlijk, Here, de koningen van Assur hebben alle landen en hun gebied verwoest

19. en hun goden in het vuur geworpen, want het waren geen goden, maar slechts het maaksel van mensenhanden, hout en steen; daarom hebben zij die kunnen vernietigen.

20. Nu dan, Here, onze God, verlos ons uit zijn macht; dan zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij, Here, alleen God zijt.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 37