Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 34:6-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. De Here heeft een zwaard vol bloed, het druipt van vet, van het bloed der lammeren en bokken, van het niervet der rammen; want de Here richt een offer aan te Bosra en een geweldige slachting in het land van Edom.

7. Woudossen vallen met hen, stieren met buffels, en hun land wordt dronken van bloed en het stof wordt met vet gedrenkt;

8. want de Here houdt een dag van wraak, een jaar van vergelding in Sions rechtsgeding.

9. Zijn beken verkeren in pek, zijn stof in zwavel en zijn land wordt tot brandend pek,

10. dat dag noch nacht uitgaat; voor altijd stijgt zijn rook op, van geslacht tot geslacht ligt het woest, tot in alle eeuwigheden trekt niemand daardoor.

11. Pelikaan en roerdomp nemen het in bezit, uil en raaf huizen daar; Hij spant daarover het meetsnoer der woestheid en het paslood der ledigheid.

12. Van zijn edelen is er geen, die het koninkrijk uitroept, en geen zijner vorsten is er meer.

13. In zijn burchten schieten dorens op, netels en distels in zijn vestingen; en het zal een verblijf voor de jakhalzen zijn, een hof voor de struisvogels.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 34