Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 34:12-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Van zijn edelen is er geen, die het koninkrijk uitroept, en geen zijner vorsten is er meer.

13. In zijn burchten schieten dorens op, netels en distels in zijn vestingen; en het zal een verblijf voor de jakhalzen zijn, een hof voor de struisvogels.

14. Hyena’s treffen daar wilde honden aan, veldgeesten ontmoeten elkander; ja, daar zal het nachtspook verwijlen en een rustplaats voor zich vinden.

15. Daar nestelt de pijlslang, legt er haar eieren, broedt ze uit en koestert ze in de schaduw; ja, daar verzamelen zich gieren, de een bij de ander.

16. Zoekt na in het boek des Heren en leest; niet één van deze wezens zal ontbreken, zij zullen elkander niet missen, want zijn mond heeft het geboden en zijn adem bracht ze samen.

17. Hij toch wierp het lot voor hen, en zijn hand deelde hun het (land) toe met het meetsnoer; voor altijd zullen zij het bezitten, van geslacht tot geslacht daarin wonen.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 34