Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 30:20-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. De Here heeft u wel brood der benauwdheid en water der verdrukking gegeven, maar uw leraars zullen zich niet meer verbergen, doch uw ogen zullen uw leraars zien;

21. en wanneer gij rechts of wanneer gij links zoudt willen gaan, zullen uw oren achter u het woord horen: Dit is de weg, wandelt daarop.

22. Dan zult gij het zilveren overtrek van uw gesneden beelden en het gouden bekleedsel van uw gegoten beelden onrein achten; gij zult ze als iets onreins wegwerpen. Weg! zult gij ertegen zeggen.

23. Dan zal Hij regen geven voor het zaad, waarmee gij uw akker bezaait, en brood als opbrengst van de akker, dat smakelijk en voedzaam zal wezen. Uw vee zal te dien dage op uitgestrekte weiden grazen;

24. en de runderen en ezels, die de akker bewerken, zullen gezouten voeder eten, dat gezeefd is met wan en zeef.

25. En op elke hoge berg en op elke verheven heuvel zullen beken, waterstromen, zijn ten dage van de grote slachting, wanneer de torens zullen vallen.

26. Dan zal het licht der blanke maan zijn als het licht van de gloeiende zon en het licht van de gloeiende zon zevenvoudig als het licht van zeven dagen – op de dag, waarop de Here de breuk van zijn volk verbindt en de toegebrachte wonde geneest.

27. Zie, de naam des Heren komt van verre – zijn toorn brandt en een zware rook stijgt op, zijn lippen zijn vol gramschap, zijn tong is als een verterend vuur;

28. zijn adem is als een overstromende beek, die tot de hals reikt – om volken te schudden in de zeef van verderf, terwijl een bit dat doet dwalen, tussen de kaken der natiën ligt.

29. Bij u zullen liederen klinken als in de nacht, waarin men zich wijdt voor een feest, en zal er vreugde des harten zijn als van iemand die voortschrijdt bij de fluit om te komen op de berg des Heren, tot de Rots van Israël.

30. Dan zal de Here zijn machtige stem doen horen en zal Hij doen zien het neerkomen van zijn arm in grimmige toorn: een verterende vuurvlam, overstroming, stortbui en hagelstenen.

31. Want Assur zal voor de stem des Heren schrikken, wanneer Hij met de roede slaat,

32. en elke slag van de dreigende stok, die de Here daarop zal doen neerkomen, zal worden toegebracht bij tamboerijnen- en citerspel, en met strijdbaar geheven arm zal Hij hen bestrijden.

33. Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des Heren steekt hem in brand als een stroom van zwavel.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 30