Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 3:15-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Wat bezielt u, dat gij mijn volk vertrapt en ellendigen mishandelt? luidt het woord van de Here, de Here der heerscharen.

16. Voorts zeide de Here: Omdat de dochters van Sion verwaten geworden zijn en rondlopen met gerekte hals en lonkende ogen, omdat zij met trippelende gang wandelen en haar voetringen laten rinkelen,

17. zo zal de Here de schedel der dochters van Sion schurftig maken en de Here zal haar schaamte ontbloten.

18. Te dien dage zal de Here wegnemen de pronk der voetringen, de voorhoofdbanden, maantjes,

19. oorhangers, armbanden, sluiers,

20. hoofddoeken, voetkettinkjes, gordels, reukflesjes, tovermiddelen,

21. zegelringen, neusringen,

22. feestgewaden, mantels, omslagdoeken, tasjes,

23. handspiegels, onderkleding, hoofdtooi en overkleding.

24. Dan zal er in plaats van balsemgeur vunsheid zijn, in plaats van een gordel een touw, in plaats van haarvlechten kaalheid, in plaats van een pronkgewaad omgording met een rouwkleed, een brandmerk in plaats van schoonheid.

25. Uw mannen zullen vallen door het zwaard en uw helden in de strijd,

26. en de poorten der stad zullen zuchten en jammeren, en uitgeschud zal deze ter aarde neerzitten.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 3