Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 3:12-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. De tyrannen van mijn volk zijn kinderen, en vrouwen overheersen het. Mijn volk, uw leiders zijn verleiders en zij maken de weg die u tot pad moest zijn, tot een doolweg.

13. De Here maakt zich gereed om zijn rechtsgeding te voeren en Hij staat klaar om volken te richten.

14. De Here zal in het gericht gaan met de oudsten en de vorsten van zijn volk; gij toch, gij hebt de wijngaard verwoest; wat de ellendige ontroofd is, is in uw huizen.

15. Wat bezielt u, dat gij mijn volk vertrapt en ellendigen mishandelt? luidt het woord van de Here, de Here der heerscharen.

16. Voorts zeide de Here: Omdat de dochters van Sion verwaten geworden zijn en rondlopen met gerekte hals en lonkende ogen, omdat zij met trippelende gang wandelen en haar voetringen laten rinkelen,

Lees verder hoofdstuk Jesaja 3