Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 29:17-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. Is het niet nog een korte tijd, totdat de Libanon in een gaarde verandert en de gaarde een woud gelijkt?

18. Te dien dage zullen de doven Schriftwoorden horen, en van donkerheid en duisternis verlost, zullen de ogen der blinden zien.

19. En ootmoedigen zullen steeds meer vreugde hebben in de Here, en de armsten onder de mensen zullen juichen in de Heilige Israëls.

20. Want het zal gedaan zijn met de geweldenaar, en de spotter zal vergaan en allen die op boosheid zinnen, zullen uitgeroeid worden,

21. zij die een mens om een woord schuldig verklaren en valstrikken leggen in de poort voor wie opkomt voor het recht, en die met ijdele beweringen terzijde dringen wie het recht aan zijn zijde heeft.

22. Daarom, zo zegt de Here, die Abraham verloste, tot het huis van Jakob: Jakob zal nu niet meer beschaamd staan en zijn aangezicht zal niet meer verbleken.

23. Want wanneer hij en zijn kinderen het werk mijner handen in hun midden zien, dan zullen zij mijn naam heiligen en zij zullen de Heilige Jakobs heiligen en voor de God van Israël ontzag hebben.

24. Ook de dwalenden van geest zullen inzicht kennen en de morrenden zullen lering aannemen.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 29