Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 26:8-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Ook in de weg uwer gerichten hebben wij U verwacht, o Here; naar uw naam en naar uw gedachtenis ging ons zielsverlangen uit.

9. Van ganser harte verlang ik naar U in de nacht, ja, uit het diepst van mijn gemoed zoek ik U; want wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners der wereld gerechtigheid.

10. Al wordt de goddeloze genade bewezen, hij leert geen gerechtigheid; hij handelt slecht in een land van recht en de majesteit des Heren ziet hij niet.

11. Here, uw hand is verheven, maar zij beseffen het niet; zij zullen het echter beseffen en beschaamd staan over uw ijver voor het volk. Ja, het vuur over uw tegenstanders zal hen verteren.

12. Here, Gij zult vrede over ons beschikken, want ook al onze daden hebt Gij voor ons verricht.

13. Here, onze God, andere heren dan Gij hebben over ons geheerst; uw naam alleen huldigen wij.

14. Doden herleven niet, schimmen staan niet op; daarom hebt Gij hen bezocht en verdelgd en alle gedachtenis aan hen uitgeroeid.

15. Gij hebt het volk vermeerderd, Here, het volk vermeerderd, U zelf verheerlijkt, alle grenzen des lands verwijd.

16. Here, in de nood heeft men U gezocht, een verzuchting geslaakt, toen uw tuchtiging trof.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 26