Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 22:17-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. Zie, de Here zal u wegslingeren, zoals een man iets wegslingert; Hij zal u stevig ineenwikkelen,

18. u vast in elkaar rollen als een kluwen, (u wegwerpen) als een bal naar een zeer uitgestrekt land: daar zult gij sterven en daar zullen uw praalwagens zijn, schandvlek van het huis uws heren!

19. En Ik zal u uit uw post wegstoten, ja, van uw standplaats zal Hij u wegrukken.

20. Te dien dage zal het geschieden, dat Ik mijn knecht Eljakim, de zoon van Chilkia, roepen zal:

21. Ik zal hem met uw gewaad bekleden en hem uw gordel ombinden en uw waardigheid zal Ik in zijn hand geven, en hij zal tot een vader zijn voor de inwoners van Jeruzalem en voor het huis van Juda.

22. En Ik zal de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; opent hij, niemand sluit; sluit hij, niemand opent.

23. En Ik zal hem als een pin in een hechte plaats vastslaan, zodat hij tot een erezetel worden zal voor zijn familie.

24. Dan zal men aan hem het gehele gewicht van zijn familie hangen, de spruiten en de loten, alle kleine vaatwerk, van de bekkens af tot alle kruiken toe.

25. Te dien dage, luidt het woord van de Here der heerscharen, zal de pin die in een hechte plaats was vastgeslagen, losraken en afbreken en vallen, en de last die daaraan hing, zal teniet gaan, want de Here heeft het gesproken.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 22