Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 22:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Godsspraak over het dal van het gezicht.Wat hebt gij toch, dat gij met u allen op de daken klimt,

2. gij rumoerige, woelige stad, uitgelaten veste? Uw verslagenen zijn niet met het zwaard verslagen noch in de oorlog gedood.

3. Al uw aanvoerders zijn tezamen gevlucht, zonder één boogschot zijn zij gevangen; al de uwen, die men achterhaalde, zijn allen gevangen genomen, hoever zij ook weggevlucht waren.

4. Daarom zeg ik: Wendt de blik van mij af, laat mij bitter wenen; dringt niet aan om mij te troosten over de verwoesting van de dochter mijns volks.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 22