Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 10:7-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Doch hij zelf bedoelt dit niet zó en zijn hart beraamt het niet zó, want hij heeft in de zin te verdelgen en talloze volken uit te roeien.

8. Want hij denkt: Zijn mijn vorsten niet altegader koningen?

9. Verging het Kalno niet als Karkemis, Hamat als Arpad, Samaria als Damascus?

10. Zoals mijn hand de koninkrijken der afgoden wist te vinden, ofschoon hun gesneden beelden die van Jeruzalem en Samaria overtroffen,

Lees verder hoofdstuk Jesaja 10