3. Tegen haar trekken op herders met hun kudden, zij slaan rondom tegen haar tenten op, zij weiden af, ieder zover hij reiken kan.
4. „Heiligt de oorlog tegen haar; komt aan, laat ons oprukken op de middag! Wee ons, want de dag verstrijkt, de avondschaduwen worden langer;
5. komt aan, laat ons dan oprukken in de nacht en laat ons haar paleizen verwoesten!”