24. Wij hebben het gerucht ervan gehoord, onze handen zijn verslapt; benauwdheid heeft ons aangegrepen, smart als van een barende.
25. Ga niet uit op het veld en begeef u niet op de weg, want het zwaard van de vijand is er, schrik van rondom!
26. Dochter mijns volks, gord u een rouwkleed om en wentel u in as. Bedrijf rouw als over een enig kind, een bittere weeklacht; want onverhoeds komt de verwoester over ons.
27. Tot een toetser heb Ik u onder mijn volk gezet, een keurmeester, opdat gij hun weg zoudt kennen en toetsen.