Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 6:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Bergt u, gij Benjaminieten, uit Jeruzalem vandaan. Blaast de bazuin in Tekoa, doet een rooksignaal opstijgen boven Bet-Hakkerem! Want rampspoed doemt op uit het Noorden, een groot verderf.

2. Die bekoorlijke, die verwende verdelg Ik, de dochter Sions!

3. Tegen haar trekken op herders met hun kudden, zij slaan rondom tegen haar tenten op, zij weiden af, ieder zover hij reiken kan.

4. „Heiligt de oorlog tegen haar; komt aan, laat ons oprukken op de middag! Wee ons, want de dag verstrijkt, de avondschaduwen worden langer;

5. komt aan, laat ons dan oprukken in de nacht en laat ons haar paleizen verwoesten!”

6. Want zo zegt de Here der heerscharen: Velt haar geboomte en werpt tegen Jeruzalem een wal op; dit is de stad die een en al leugen is, in wier midden afpersing tiert.

7. Gelijk een bak zijn water fris houdt, zo houdt zij haar boosheid fris; van geweld en onderdrukking wordt in haar gehoord, voor mijn oog zijn voortdurend wonden en slagen.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 6