Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 51:18-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. nietigheid zijn zij, een bespottelijk maaksel; als aan hen bezoeking gedaan wordt, gaan zij teniet.

19. Maar Jakobs deel is niet als deze; Hij is de Formeerder van alles en Israël is de stam zijner erfenis; Here der heerscharen is zijn naam!

20. Een hamer waart gij Mij, een strijdwapen; met u verbrijzelde Ik volkeren en verdelgde Ik koninkrijken;

21. Ik verbrijzelde met u paard en ruiter, en Ik verbrijzelde met u wagen en menner;

22. Ik verbrijzelde met u man en vrouw, en Ik verbrijzelde met u grijsaard en knaap; Ik verbrijzelde met u jonge man en jonge vrouw,

23. en Ik verbrijzelde met u herder en kudde; Ik verbrijzelde met u landbouwer en gespan, en Ik verbrijzelde met u landvoogden en stadhouders.

24. Maar Ik zal voor uw ogen aan Babel en alle inwoners van Chaldea al het kwaad vergelden dat zij Sion hebben aangedaan, luidt het woord des Heren.

25. Zie, Ik zál u! gij berg des verderfs, luidt het woord des Heren, die de gehele aarde hebt verdorven, en Ik zal mijn hand tegen u uitstrekken en u van de rotsen afwentelen en u maken tot een berg van brand,

26. en men zal van u geen steen nemen voor een hoek noch een steen voor fundament, want een eeuwige woestenij zult gij zijn, luidt het woord des Heren.

27. Heft de banier omhoog op de aarde, blaast de bazuin onder de volken! Heiligt volkeren tegen (de stad), roept koninkrijken tegen haar op, Ararat, Minni en Askenaz! Stelt een overste tegen haar aan, laat paarden aanrukken als opeengepakte sprinkhanen!

28. Heiligt volkeren tegen haar, de koningen van Medië, zijn landvoogden en al zijn stadhouders, ja, het ganse land van zijn heerschappij!

29. Dan beeft en siddert de aarde, want de gedachten des Heren tegen Babel gaan in vervulling om het land van Babel tot een woestenij te maken, waar niemand woont.

30. Babels helden houden op met strijden, zij zitten neer in de burchten, hun heldhaftigheid is verdwenen, zij zijn tot vrouwen geworden. Zij hebben haar woningen in brand gestoken, haar grendels zijn verbroken.

31. De ene renbode rent de andere tegemoet en de ene boodschapper de andere, om de koning van Babel te melden, dat zijn stad aan alle zijden genomen is,

Lees verder hoofdstuk Jeremia 51