Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 50:31-46 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

31. Zie, Ik zál u, o Driestheid, luidt het woord van de Here, de Here der heerscharen, want uw dag is gekomen, de tijd dat Ik aan u bezoeking doe,

32. en Driestheid zal struikelen en vallen en niemand zal haar oprichten, en Ik zal een vuur aansteken in haar steden, dat heel haar omgeving verteert.

33. Zo zegt de Here der heerscharen: Verdrukt worden de Israëlieten en de Judeeërs, en allen die hen gevankelijk hebben weggevoerd, houden hen vast, zij weigeren hen te laten gaan;

34. hun Verlosser is sterk, Here der heerscharen is zijn naam; voorzeker zal Hij hun twistzaak beslechten ten einde aan de aarde rust te brengen, maar de inwoners van Babel zal Hij verontrusten.

35. Het zwaard over de Chaldeeën, luidt het woord des Heren, en over de inwoners van Babel en over zijn vorsten en over zijn wijzen!

36. Het zwaard over de snoevers, dat zij verdwaasd worden! Het zwaard over zijn helden, dat zij verschrikt worden!

37. Het zwaard over zijn paarden en zijn wagens en al de gemengde troepen in zijn midden, dat zij tot vrouwen worden!

38. Het zwaard over zijn schatten, dat zij geplunderd worden! Het zwaard over zijn wateren, dat zij uitdrogen! Want een land van gesneden beelden is het en door schrikwekkende beelden laten zij zich verdwazen.

39. Daarom zullen er boskatten met jakhalzen huizen, ook zullen er struisvogels huizen, en het zal niet meer bestaan in eeuwigheid, noch in stand blijven van geslacht tot geslacht.

40. Zoals God Sodom en Gomorra met hun naburen onderstboven keerde, luidt het woord des Heren, zal daar niemand wonen en geen mensenkind daar verblijven.

41. Zie, een volk komt uit het Noorden, een grote natie met machtige koningen breekt op van het uiteinde der aarde.

42. Boog en spies omklemmen zij, meedogenloos zijn zij en zonder erbarmen. Hun rumoer bruist als de zee en zij rijden op paarden; het is toegerust als een man tot de strijd, tegen u, dochter van Babel.

43. Babels koning heeft zijn gerucht gehoord en zijn handen zijn verslapt, benauwdheid heeft hem aangegrepen, smart als een barende.

44. Zie, gelijk een leeuw uit de pronk van de Jordaan trekt hij op tegen het vast verblijf, want in een ogenblik doe Ik hen daaruit wegsnellen en wie is verkoren, die Ik daarover zal stellen? Want wie is Mij gelijk en wie zal Mij tot verantwoording roepen, en wie is zulk een herder, dat hij voor Mij zou bestaan?

45. Daarom, hoort het besluit dat de Here tegen Babel genomen heeft, en de plannen die Hij tegen het land der Chaldeeën heeft beraamd: Voorwaar, de jongens der kudde zullen hen wegsleuren, voorwaar hun dreve zal zich over hen ontzetten.

46. Van het gerucht: Babel is genomen! beeft de aarde en geschrei wordt onder de volkeren gehoord.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 50