Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 50:31-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

31. Zie, Ik zál u, o Driestheid, luidt het woord van de Here, de Here der heerscharen, want uw dag is gekomen, de tijd dat Ik aan u bezoeking doe,

32. en Driestheid zal struikelen en vallen en niemand zal haar oprichten, en Ik zal een vuur aansteken in haar steden, dat heel haar omgeving verteert.

33. Zo zegt de Here der heerscharen: Verdrukt worden de Israëlieten en de Judeeërs, en allen die hen gevankelijk hebben weggevoerd, houden hen vast, zij weigeren hen te laten gaan;

34. hun Verlosser is sterk, Here der heerscharen is zijn naam; voorzeker zal Hij hun twistzaak beslechten ten einde aan de aarde rust te brengen, maar de inwoners van Babel zal Hij verontrusten.

35. Het zwaard over de Chaldeeën, luidt het woord des Heren, en over de inwoners van Babel en over zijn vorsten en over zijn wijzen!

36. Het zwaard over de snoevers, dat zij verdwaasd worden! Het zwaard over zijn helden, dat zij verschrikt worden!

37. Het zwaard over zijn paarden en zijn wagens en al de gemengde troepen in zijn midden, dat zij tot vrouwen worden!

38. Het zwaard over zijn schatten, dat zij geplunderd worden! Het zwaard over zijn wateren, dat zij uitdrogen! Want een land van gesneden beelden is het en door schrikwekkende beelden laten zij zich verdwazen.

39. Daarom zullen er boskatten met jakhalzen huizen, ook zullen er struisvogels huizen, en het zal niet meer bestaan in eeuwigheid, noch in stand blijven van geslacht tot geslacht.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 50