Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 50:25-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. De Here heeft zijn tuighuis geopend en de wapens van zijn gramschap te voorschijn gehaald, want dit is een werk voor de Here, de Here der heerscharen, in het land der Chaldeeën.

26. Trekt ertegen op tot de laatste man, opent zijn voorraadschuren, stapelt het op als korenhopen en slaat het met de ban, niets blijve ervan over!

27. Verdelgt al zijn stieren, laat ze heengaan ter slachting; wee hun, want hun dag is gekomen, de tijd van hun bezoeking.

28. Hoor, vluchtelingen en ontsnapten uit het land van Babel om in Sion te boodschappen de wraak van de Here, onze God, de wraak voor zijn tempel.

29. Roept schutters tegen Babel op, allen die de boog spannen; belegert het aan alle kanten, er zij geen ontkoming! Vergeldt het naar zijn werk, doet het naar al hetgeen het gedaan heeft, want tegen de Here is het overmoedig geweest, tegen de Heilige Israëls.

30. Daarom zullen zijn jonge mannen op zijn pleinen vallen en al de krijgslieden te dien dage omkomen, luidt het woord des Heren.

31. Zie, Ik zál u, o Driestheid, luidt het woord van de Here, de Here der heerscharen, want uw dag is gekomen, de tijd dat Ik aan u bezoeking doe,

32. en Driestheid zal struikelen en vallen en niemand zal haar oprichten, en Ik zal een vuur aansteken in haar steden, dat heel haar omgeving verteert.

33. Zo zegt de Here der heerscharen: Verdrukt worden de Israëlieten en de Judeeërs, en allen die hen gevankelijk hebben weggevoerd, houden hen vast, zij weigeren hen te laten gaan;

34. hun Verlosser is sterk, Here der heerscharen is zijn naam; voorzeker zal Hij hun twistzaak beslechten ten einde aan de aarde rust te brengen, maar de inwoners van Babel zal Hij verontrusten.

35. Het zwaard over de Chaldeeën, luidt het woord des Heren, en over de inwoners van Babel en over zijn vorsten en over zijn wijzen!

Lees verder hoofdstuk Jeremia 50