Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 50:1-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Het woord, dat de Here over Babel, over het land der Chaldeeën, gesproken heeft door de dienst van de profeet Jeremia.

2. Boodschapt onder de volken en laat het horen, verheelt het niet, zegt: Babel is genomen, Bel staat beschaamd, Merodak terneergeslagen, beschaamd staan zijn beelden, terneergeslagen zijn drekgoden.

3. Want er rukt een volk tegen op uit het Noorden, dat zijn land tot een woestenij zal maken, zodat er geen inwoner in is; zowel mensen als dieren zijn gevloden, verdwenen.

4. In die dagen en te dien tijde, luidt het woord des Heren, zullen de Israëlieten komen, zij en de Judeeërs tezamen; al wenend zullen zij voortgaan en de Here, hun God, zoeken;

5. naar Sion zullen zij vragen, op de weg hierheen zal hun aangezicht (gericht) zijn; zij komen en zoeken gemeenschap met de Here in een eeuwig verbond, dat niet zal vergeten worden.

6. Een kudde verloren schapen was mijn volk, hun herders misleidden hen, naar de bergen voerden zij hen; van berg tot heuvel gingen zij, zij vergaten hun leger.

7. Allen die hen aantroffen, verslonden hen, en hun vijanden zeiden: Wij laden geen schuld op ons; omdat zij gezondigd hadden tegen de Here, de woonstede der gerechtigheid en de hoop hunner vaderen, de Here.

8. Vlucht uit Babel weg en trekt uit het land der Chaldeeën en weest als bokken voor de kudde uit!

9. Want zie, Ik verwek en doe oprukken tegen Babel een menigte grote volken, uit het Noorderland, en zij scharen zich ertegen in slagorde, vandaar zal het ingenomen worden; de pijlen ervan zijn als een gelukkig held, die niet onverrichter zake terugkeert.

10. Zo wordt het land der Chaldeeën ten roof; allen die het beroven, zullen verzadigd worden, luidt het woord des Heren.

11. Al verheugt gij u, al jubelt gij, plunderaars van mijn erfdeel, al springt gij als een kalf in het gras en hinnikt gij als hengsten,

12. uw moeder staat zeer beschaamd, zij die u baarde, is te schande geworden; ziedaar, het geringste van de volken, een woestijn, een wildernis en een steppe!

13. Ten gevolge van de verbolgenheid des Heren zal het niet bewoond worden, maar geheel en al een woestenij zijn; ieder die Babel voorbijgaat, zal zich ontzetten en fluiten om al zijn slagen.

14. Schaart u tegen Babel rondom in slagorde, allen die de boog spant! Beschiet het, spaart geen pijlen, want tegen de Here heeft het gezondigd!

15. Heft rondom een krijgsgeschreeuw ertegen aan – het heeft zich overgegeven, gevallen zijn zijn zuilen, neergehaald zijn muren; want dit is de wraak des Heren; wreekt u erop, doet het naar hetgeen het gedaan heeft.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 50