Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 5:4-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Maar, zeide ik, dit zijn slechts geringen, zij zijn onwetend, omdat zij de weg des Heren, het recht van hun God, niet kennen;

5. ik wil gaan naar de groten en met hen spreken, want die kennen de weg des Heren, het recht van hun God. Die echter hadden altezamen het juk verbroken, de banden verscheurd.

6. Daarom slaat hen een leeuw uit het woud terneer, een steppewolf vernielt hen, een panter ligt op de loer bij hun steden, ieder die daaruit gaat, wordt verscheurd. Want vele zijn hun zonden, geweldig hun afdwalingen.

7. Waarom zou Ik u vergeven? Uw kinderen verlaten Mij en zweren bij niet-goden. Toen Ik hen verzadigd had, pleegden zij echtbreuk, ja, in het hoerenhuis zijn zij thuis.

8. Geile, rondzwervende hengsten zijn het, zij hinniken ieder naar de vrouw van zijn naaste.

9. Zou Ik hierover geen bezoeking doen, luidt het woord des Heren, of zou Ik aan een volk als dit Mij niet wreken?

10. Beklimt zijn wijnbergen en richt verwoesting aan, doch rekent niet voorgoed af; verwijdert zijn ranken, want zij behoren de Here niet toe.

11. Want volslagen trouweloos handelen tegen Mij het huis van Israël en het huis van Juda, luidt het woord des Heren;

12. zij verloochenen de Here en zeggen: Hij niet! en: Geen onheil zal ons overkomen; zwaard noch honger zullen wij zien.

13. De profeten zullen tot wind worden; geen is er, die door hen spreekt; zó verga het hun!

14. Daarom, zo zegt de Here, de God der heerscharen, omdat gij dit woord spreekt: zie, Ik maak mijn woorden in uw mond tot vuur en dit volk tot hout en het zal hen verteren.

15. Zie, Ik breng over u een volk van verre, o huis Israëls, luidt het woord des Heren; een volk van eeuwen is het, een overoud volk, een volk, waarvan gij de taal niet kent en de spraak niet kunt verstaan;

16. zijn pijlkoker is als een geopend graf, allen zijn het helden.

17. Verslinden zal het uw oogst en uw brood, verslinden zal het uw zonen en uw dochters, verslinden zal het uw schapen en uw runderen, verslinden zal het uw wijnstok en uw vijgeboom; vergruizelen zal het uw versterkte steden, waarop gij uw vertrouwen stelt, door het zwaard.

18. Doch, ook in die dagen, luidt het woord des Heren, zal Ik niet voorgoed met u afrekenen.

19. En het zal geschieden, wanneer gij zegt: Waarvoor heeft de Here, onze God, ons dit alles aangedaan? zeg dan tot hen: Gelijk gij Mij hebt verlaten om vreemde goden te dienen in uw land, zo zult gij vreemden dienen in een land dat het uwe niet is.

20. Boodschapt dit onder het huis van Jakob en laat het horen in Juda:

21. Hoort dit toch, gij dwaas en verstandeloos volk, dat ogen heeft zonder te zien en oren zonder te horen:

Lees verder hoofdstuk Jeremia 5