Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 46:12-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. De volken horen uw smaad, en uw gejammer vervult de aarde; want de ene held is gestruikeld over de andere, tezamen zijn zij gevallen.

13. Het woord dat de Here tot de profeet Jeremia sprak over de komst van Nebukadressar, de koning van Babel, om het land Egypte te slaan.

14. Boodschapt het in Egypte en doet het horen te Migdol, ja, doet het horen te Nof en Tachpanches, zegt: Schaar u in slagorde en tref uw toebereidselen, want het zwaard verslindt om u heen.

15. Waarom is uw sterke geslagen, hield hij geen stand? Omdat de Here hem nederstiet!

16. In menigte struikelt hij, ook valt de een over de ander en zij zeggen: Op! terug naar ons volk en ons geboorteland voor het gewelddadige zwaard!

17. Noemt de naam van Farao, de koning van Egypte: Rumoermaker, die zijn tijd liet voorbijgaan!

18. Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Koning, wiens naam is Here der heerscharen, als de Tabor onder de bergen en als de Karmel aan de zee komt hij aan!

19. Maak u toebereidselen voor de ballingschap, gij inwoonster, dochter van Egypte, want Nof zal tot een woestenij worden, vernietigd, zonder inwoner.

20. Een prachtig koekalf is Egypte; een horzel uit het Noorden komt er op af.

21. Ook haar huurtroepen in haar midden zijn aan mestkalveren gelijk, maar ook die keren om, vluchten tezamen, houden geen stand, want hun ongeluksdag overvalt hen, de tijd hunner bezoeking.

22. Haar geluid is als van een schuifelende slang, want met macht rukken zij op en met bijlen komen zij op haar af als houthakkers;

23. zij vellen haar woud, luidt het woord des Heren, want zij zijn niet te overzien, want zij zijn talrijker dan sprinkhanen, ja, niet te tellen.

24. De dochter van Egypte is te schande gemaakt, overgegeven in de macht van het volk uit het Noorden.

25. De Here der heerscharen, de God van Israël, zegt: Zie, Ik doe bezoeking aan Amon van No en aan Farao en aan Egypte, aan zijn goden en aan zijn koningen, ja, aan Farao en wie op hem vertrouwen,

Lees verder hoofdstuk Jeremia 46