Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 46:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hetgeen als woord des Heren kwam tot de profeet Jeremia over de volken.

2. Over Egypte.Tegen het leger van Farao Neko, de koning van Egypte, dat aan de rivier de Eufraat bij Karkemis stond, en dat Nebukadressar, de koning van Babel, verslagen heeft in het vierde jaar van Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda.

3. Bereidt rondas en schild en rukt aan tot de strijd!

4. Spant de paarden in en stijgt op, gij ruiters, en schaart u in slagorde, de helmen op; scherpt de lansen, trekt de pantsers aan!

5. Waarom zie ik hen verschrikt, achterwaarts wijkende? Ja, hun helden zijn verslagen en vluchten steeds voort zonder om te zien: schrik van rondom! luidt het woord des Heren.

6. De snelle kan niet ontvluchten en de held niet ontkomen: in het noorden, aan de rivier de Eufraat, zijn zij gestruikeld en gevallen.

7. Wie is het, die komt opzetten als de Nijl, wiens wateren bruisen als rivieren?

8. Egypte komt opzetten als de Nijl, terwijl de wateren bruisen als rivieren, en zegt: Oprukken zal ik, ik zal de aarde overdekken, ik zal verdelgen steden met inwoners en al!

9. Vooruit, paarden; jaagt voort, wagens; laten de helden uittrekken: Ethiopiërs en Puteeërs, die het schild hanteren, Lydiërs, die de boog spannen!

Lees verder hoofdstuk Jeremia 46