Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 40:12-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. keerden al de Judeeërs uit alle plaatsen waarheen zij zich verstrooid hadden, terug en kwamen in het land van Juda tot Gedalja te Mispa. En zij zamelden zeer overvloedig wijn en vruchten in.

13. Toen kwamen Jochanan, de zoon van Kareach, en al de legeroversten, die te velde waren geweest, tot Gedalja te Mispa,

14. en zeiden tot hem: Weet gij wel, dat Balis, de koning van de Ammonieten, Jismaël, de zoon van Netanja, heeft afgezonden ten einde u om het leven te brengen? Maar Gedalja, de zoon van Achikam, geloofde hen niet.

15. Daarop zeide Jochanan, de zoon van Kareach, in het geheim tot Gedalja te Mispa: Laat mij toch heengaan en Jismaël, de zoon van Netanja, ombrengen, zonder dat iemand het weet; waarom zou hij u om het leven brengen, zodat geheel Juda, dat zich tot u verzameld heeft, verstrooid wordt en het overblijfsel van Juda te gronde gaat?

16. Maar Gedalja, de zoon van Achikam, zeide tot Jochanan, de zoon van Kareach: Doe dat niet, want wat gij van Jismaël zegt, is een leugen.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 40