Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 34:7-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. terwijl het leger van de koning van Babel strijd voerde tegen Jeruzalem en de steden van Juda, die alleen nog overgebleven waren, Lakis en Azeka, want deze waren de steden van Juda, die als versterkte steden nog overgebleven waren.

8. Het woord, dat van de Here tot Jeremia kwam, nadat koning Sedekia met al het volk dat zich in Jeruzalem bevond, een verbintenis gesloten had om voor hen een vrijlating af te kondigen,

9. zodat ieder zijn slaaf of slavin, een Hebreeër of een Hebreeuwse, vrij zou laten gaan, opdat niemand een Judeeër, zijn broeder, in slavernij zou houden.

10. Toen hadden alle vorsten en het gehele volk, die de verbintenis hadden aangegaan, erin toegestemd, dat zij ieder zijn slaaf of slavin vrij zouden laten gaan, om hen niet langer in slavernij te houden; zij hadden erin toegestemd en hadden hen laten gaan.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 34