Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 34:18-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Ik zal de mannen die mijn verbond hebben overtreden, die de bepalingen van de verbintenis welke zij voor mijn aangezicht gesloten hadden, niet hebben gestand gedaan, maken als het kalf dat zij in tweeën deelden en tussen welks stukken zij doorgingen,

19. de vorsten van Juda en de vorsten van Jeruzalem, de hovelingen en de priesters en het gehele volk des lands, die tussen de stukken van het kalf zijn doorgegaan;

20. Ik zal hen overgeven in de macht van hun vijanden en van wie hen naar het leven staan, zodat hun lijken tot voedsel zullen strekken voor het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde.

21. Ook Sedekia, de koning van Juda, en zijn vorsten zal Ik overgeven in de macht van hun vijanden en van wie hen naar het leven staan, in de macht van het leger van de koning van Babel, dat van u weggetrokken is.

22. Zie, Ik geef bevel, luidt het woord des Heren, en Ik breng hen naar deze stad terug, dat zij tegen haar strijden, haar innemen en haar met vuur verbranden; en de steden van Juda maak Ik tot een wildernis, waar niemand woont.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 34