Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 33:8-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben, en Ik zal hun vergeven al hun ongerechtigheden, waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben en van Mij afvallig geworden zijn.

9. Dan zal zij Mij tot een blijde naam worden, tot lof en eer bij alle volkeren der aarde, die van al het goede dat Ik aan hen doe, horen zullen; ja, zij zullen zich verbazen en verwonderen over al het goede en al het heil, dat Ik aan haar doe.

10. Zo zegt de Here: In deze plaats, waarvan gij zegt: Zij is verwoest, mens noch dier is er, in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem die woest liggen, zonder mensen, zonder inwoners en zonder dieren, zal weer gehoord worden de stem der vreugde

11. en de stem der vrolijkheid, de stem van de bruidegom en de stem der bruid, de stem van hen die zeggen:Looft de Here der heerscharen,want de Here is goed,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid!terwijl zij lofoffers in het huis des Heren brengen; want Ik zal in het lot van het land een keer brengen, zodat het wordt als tevoren, zegt de Here.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 33