Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 32:7-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Zie, Chanamel, de zoon van uw oom Sallum, komt tot u met het voorstel: Koop gij mijn akker die in Anatot ligt, want gij hebt het recht van lossing tot de koop.

8. En Chanamel, de zoon van mijn oom, kwam naar het woord des Heren tot mij in de gevangenhof en zeide tot mij: Koop toch mijn akker die in Anatot, in het gebied van Benjamin ligt, want gij hebt het recht van bezit en gij hebt de lossing, koop gij hem. Toen wist ik, dat dit het woord des Heren was.

9. Dus kocht ik van Chanamel, de zoon van mijn oom, de akker die in Anatot ligt, en ik wilde hem het geld, zeventien zilveren sikkelen, afwegen.

10. Dus schreef ik een koopbrief, zette mijn zegel erop, liet die door getuigen bekrachtigen en woog het geld op een weegschaal af.

11. Daarna nam ik de koopbrief, zowel die, die verzegeld was naar het voorschrift en de wettelijke bepalingen, als de open brief,

12. en gaf de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, de zoon van Machseja, in tegenwoordigheid van Chanamel, de zoon van mijn oom, de getuigen die de koopbrief ondertekend hadden, en al de Judeeërs die zich in de gevangenhof bevonden.

13. Toen gaf ik Baruch in hun tegenwoordigheid deze opdracht:

14. Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Neem deze brieven, deze koopbrief, zowel de verzegelde als deze open brief, en leg ze in een aarden vat, opdat zij lange tijd bewaard blijven;

15. want zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Er zullen weer huizen, akkers en wijngaarden gekocht worden in dit land.

16. Toen bad ik tot de Here, nadat ik de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, gegeven had:

17. Ach, Here Here, zie, Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt door uw grote kracht en uw uitgestrekte arm; niets zou te wonderlijk zijn voor U,

Lees verder hoofdstuk Jeremia 32