Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 31:23-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

23. Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Wederom zal men dit woord zeggen in het land van Juda en in zijn steden, wanneer Ik een keer heb gebracht in hun lot: De Here zegene u, rechtvaardige woonstede, heilige berg!

24. Daar zal Juda wonen met al zijn steden tezamen, landbouwers en die met de kudde uittrekken;

25. want Ik verkwik de vermoeide ziel, elke versmachtende ziel verzadig Ik.

26. Hierbij ontwaakte ik en zag op; mijn slaap was zo zoet.

27. Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik het huis van Israël en het huis van Juda bezaai met zaad van mensen en zaad van dieren;

28. en het zal gebeuren, zoals Ik wakker ben geweest om hen uit te rukken en af te breken, te verwoesten en te verdelgen en rampen over hen te brengen, zo zal Ik wakker zijn om hen te bouwen en te planten, luidt het woord des Heren.

29. In die dagen zal men niet meer zeggen: De vaders hebben onrijpe druiven gegeten en de tanden der kinderen zijn slee geworden.

30. Maar ieder zal om zijn eigen ongerechtigheid sterven; ieder die onrijpe druiven eet, diens tanden zullen slee worden.

31. Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal.

32. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren.

33. Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.

34. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.

35. Zo zegt de Here, die de zon overdag tot een licht geeft, die de maan en de sterren verordent tot een licht des nachts, die de zee opzweept, dat haar golven bruisen, wiens naam is Here der heerscharen:

36. Als deze verordeningen voor mijn ogen zullen wankelen, luidt het woord des Heren, dan zal ook het nageslacht van Israël ophouden al de dagen een volk te zijn voor mijn ogen.

37. Zo zegt de Here: Als de hemel boven te meten is en de fundamenten der aarde beneden na te speuren zijn, dan zal Ik heel het nageslacht van Israël verwerpen om al hetgeen zij gedaan hebben, luidt het woord des Heren.

38. Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat de stad voor de Here opgebouwd wordt, van de Chananeltoren af tot aan de Hoekpoort;

39. dan gaat het meetsnoer verder rechtuit tot aan de heuvel Gareb en wendt zich naar Goa;

Lees verder hoofdstuk Jeremia 31