Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 30:8-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Op die dag zal het gebeuren, luidt het woord van de Here der heerscharen, dat Ik het juk van hun hals zal verbreken en hun banden zal verscheuren; vreemden zullen hen niet meer knechten,

9. maar zij zullen de Here, hun God, dienen en David, hun koning, die Ik hun verwekken zal.

10. Gij dan, vrees niet, mijn knecht Jakob, luidt het woord des Heren, en wees niet verschrikt, Israël, want zie, Ik verlos u uit verre streken, uw nakroost uit het land hunner gevangenschap; Jakob zal terugkeren en rustig en veilig zijn, door niemand opgeschrikt.

11. Want Ik ben met u, luidt het woord des Heren, om u te verlossen; want Ik zal met alle volken waaronder Ik u verstrooid heb, voorgoed afrekenen, maar met u zal Ik niet voorgoed afrekenen, doch naar recht u tuchtigen, al zal Ik u zeker niet vrij laten uitgaan.

12. Want zo zegt de Here: Dodelijk is uw breuk, ongeneeslijk uw wond;

13. niemand is er, die het voor u opneemt; voor een gezwel zijn er nog geneesmiddelen, voor u is er geen genezing.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 30