Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 30:21-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. Zijn vorst zal uit hem voortkomen, zijn heerser uit zijn midden opstaan, en hem zal Ik doen naderen, dat hij tot Mij genake; want wie zou zijn hart ten borgtocht kunnen geven om tot Mij te genaken? luidt het woord des Heren.

22. Dan zult gij Mij tot een volk zijn en zal Ik u tot een God zijn.

23. Zie, een stormwind des Heren, gramschap vaart uit, een (alles) meesleurende storm! Op het hoofd der goddelozen zal hij neerkomen.

24. De brandende toorn des Heren zal zich niet afwenden, totdat Hij de plannen van zijn hart volvoerd en verwerkelijkt heeft; in het laatst der dagen zult gij dat inzien.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 30