Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 30:13-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. niemand is er, die het voor u opneemt; voor een gezwel zijn er nog geneesmiddelen, voor u is er geen genezing.

14. Al uw minnaars hebben u vergeten, zij vragen naar u niet. Want Ik heb u geslagen, zoals een vijand slaat, zoals een meedogenloze tuchtigt, om de grootte van uw ongerechtigheid, omdat uw zonden geweldig zijn.

15. Wat schreeuwt gij om uw breuk, omdat uw pijn dodelijk is? Om de grootte van uw ongerechtigheid, omdat uw zonden geweldig zijn, heb Ik u dit aangedaan.

16. Daarom zullen allen die u verslinden, verslonden worden, al uw vijanden tezamen in gevangenschap gaan, uw plunderaars ter plundering worden en zal Ik al uw berovers ten roof overgeven.

17. Want Ik zal u genezing schenken, u van uw wonden genezen, luidt het woord des Heren, omdat men u, Sion, de verstotene noemt, degene naar wie niemand vraagt.

18. Zo zegt de Here: Zie, Ik breng een keer in het lot van de tenten van Jakob en over zijn woningen zal Ik Mij ontfermen: de stad zal op haar puinheuvel herbouwd worden en de burcht op zijn rechte plaats tronen.

19. Dan zal het loflied uit hun midden opstijgen, vreugdegedruis; Ik zal hen vermeerderen en zij zullen niet verminderen; Ik zal hen tot eer brengen en zij zullen niet veracht zijn.

20. Zijn zonen zullen zijn als eertijds, zijn vergadering zal bestendig vóór Mij zijn en aan al zijn verdrukkers zal Ik bezoeking doen.

21. Zijn vorst zal uit hem voortkomen, zijn heerser uit zijn midden opstaan, en hem zal Ik doen naderen, dat hij tot Mij genake; want wie zou zijn hart ten borgtocht kunnen geven om tot Mij te genaken? luidt het woord des Heren.

22. Dan zult gij Mij tot een volk zijn en zal Ik u tot een God zijn.

23. Zie, een stormwind des Heren, gramschap vaart uit, een (alles) meesleurende storm! Op het hoofd der goddelozen zal hij neerkomen.

24. De brandende toorn des Heren zal zich niet afwenden, totdat Hij de plannen van zijn hart volvoerd en verwerkelijkt heeft; in het laatst der dagen zult gij dat inzien.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 30