Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 27:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. In het begin der regering van Sedekia, de zoon van Josia, de koning van Juda, kwam dit woord van de Here tot Jeremia:

2. De Here zeide tot mij aldus: Maak u banden en jukken en leg die op uw hals,

3. en zend die aan de koning van Edom, aan de koning van Moab, aan de koning van de Ammonieten, aan de koning van Tyrus en aan de koning van Sidon, door bemiddeling van de gezanten die naar Jeruzalem tot Sedekia, de koning van Juda, gekomen zijn,

4. en geef hun deze opdracht aan hun heren: Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Aldus zult gij tot uw heren zeggen:

5. Ik heb de aarde, de mens en het gedierte, dat op het oppervlak der aarde is, door mijn grote kracht en mijn uitgestrekte arm gemaakt, en Ik geef ze aan wie het Mij goeddunkt.

6. Nu heb Ik al deze landen in de macht van Nebukadnessar, de koning van Babel, mijn dienaar, gegeven; ja, zelfs het gedierte des velds heb Ik hem gegeven om hem dienstbaar te zijn;

Lees verder hoofdstuk Jeremia 27