Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 27:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. In het begin der regering van Sedekia, de zoon van Josia, de koning van Juda, kwam dit woord van de Here tot Jeremia:

2. De Here zeide tot mij aldus: Maak u banden en jukken en leg die op uw hals,

3. en zend die aan de koning van Edom, aan de koning van Moab, aan de koning van de Ammonieten, aan de koning van Tyrus en aan de koning van Sidon, door bemiddeling van de gezanten die naar Jeruzalem tot Sedekia, de koning van Juda, gekomen zijn,

4. en geef hun deze opdracht aan hun heren: Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Aldus zult gij tot uw heren zeggen:

5. Ik heb de aarde, de mens en het gedierte, dat op het oppervlak der aarde is, door mijn grote kracht en mijn uitgestrekte arm gemaakt, en Ik geef ze aan wie het Mij goeddunkt.

6. Nu heb Ik al deze landen in de macht van Nebukadnessar, de koning van Babel, mijn dienaar, gegeven; ja, zelfs het gedierte des velds heb Ik hem gegeven om hem dienstbaar te zijn;

7. en alle volken zullen hem, zijn zoon en zijns zoons zoon dienstbaar zijn, tot de tijd ook voor zijn land komt, en ook dat door machtige volkeren en grote koningen dienstbaar gemaakt zal worden.

8. Het volk en het koninkrijk nu, dat hem, Nebukadnessar, de koning van Babel, niet zal willen dienstbaar zijn en zijn hals niet zal willen voegen onder het juk van de koning van Babel, over dat volk zal Ik bezoeking doen met het zwaard, de honger en de pest, luidt het woord des Heren, tot Ik hen volkomen in zijn macht zal hebben gebracht.

9. Gij dan, geeft geen gehoor aan uw profeten, uw waarzeggers, uw dromers, uw toekomstvoorspellers en uw tovenaars, die tot u zeggen: Gij zult de koning van Babel niet dienstbaar blijven;

10. want leugen profeteren zij u – om u ver van uw bodem te verwijderen, zodat Ik u verdrijf en gij teniet gaat.

11. Maar het volk dat zijn hals zal voegen onder het juk van de koning van Babel en hem dienstbaar zal blijven, dat zal Ik op zijn bodem laten, luidt het woord des Heren, om die te bewerken en daarop te wonen.

12. En tot Sedekia, de koning van Juda, heb ik op geheel dezelfde wijze gesproken, aldus: Voegt uw halzen onder het juk van de koning van Babel; blijft hem en zijn volk dienstbaar en behoudt het leven.

13. Waarom zoudt gij sterven, gij en uw volk, door het zwaard, de honger en de pest, gelijk de Here gezegd heeft van het volk dat de koning van Babel niet zal willen dienen?

14. Geeft dus geen gehoor aan de woorden der profeten die tot u zeggen: Gij zult de koning van Babel niet dienstbaar blijven, – want leugen profeteren zij u; –

Lees verder hoofdstuk Jeremia 27