36. Hoor! geschreeuw van de herders en gejammer van de gebieders der kudde, omdat de Here hun weideplaatsen heeft vernield;
37. de vredige dreven zijn verwoest ten gevolge van de brandende toorn des Heren.
38. Hij heeft als een jonge leeuw zijn schuilplaats verlaten; ja, hun land wordt tot een woestenij ten gevolge van het gewelddadige zwaard, ten gevolge van zijn brandende toorn.