Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 25:13-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Dan zal Ik over dit land doen komen al mijn woorden die Ik daartegen gesproken heb, alles wat in dit boek geschreven staat, wat Jeremia over alle volken heeft geprofeteerd.

14. Want ook zij zullen dienstbaar gemaakt worden door machtige volken en grote koningen, en zo zal Ik hun vergelden naar hun doen, naar het werk hunner handen.

15. Want aldus heeft de Here, de God van Israël, tot mij gezegd: Neem deze beker met de wijn der gramschap uit mijn hand en geef die te drinken aan alle volken, tot welke Ik u zend,

16. dat zij drinken en waggelen en dol worden ten gevolge van het zwaard, dat Ik onder hen zend.

17. En ik heb de beker uit de hand des Heren genomen en die aan alle volken, tot welke de Here mij zond, te drinken gegeven:

18. aan Jeruzalem en de steden van Juda, met haar koningen en vorsten, om ze te maken tot een oord van puinhopen, tot een voorwerp van ontzetting, tot een aanfluiting en tot een vloek, zoals heden ten dage het geval is;

19. aan Farao, de koning van Egypte, met zijn dienaren, zijn vorsten en zijn gehele volk,

20. en aan de ganse gemengde bevolking en aan alle koningen van het land Us; aan alle koningen van het land der Filistijnen, aan Askelon, Gaza, Ekron en het overschot van Asdod;

21. aan Edom, Moab en de Ammonieten;

22. aan alle koningen van Tyrus, alle koningen van Sidon en alle koningen van het kustgebied aan de overzijde der zee;

23. aan Dedan, Tema, Buz en allen die zich het haar rondom wegscheren; aan alle koningen der Arabieren en

24. aan alle koningen der gemengde bevolking, die in de woestijn wonen; aan alle koningen van Zimri,

25. aan alle koningen van Elam, aan alle koningen van Medië;

26. aan alle koningen van het Noorden, die nabij of veraf zijn, de een na de ander; aan alle koninkrijken der aarde, die op de aardbodem zijn, en de koning van Sesak zal na hen drinken.

27. Zeg dan tot hen: Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Drinkt, wordt dronken, spuwt, valt neer om niet weer op te staan, ten gevolge van het zwaard, dat Ik onder u zend!

28. Als zij weigeren de beker uit uw hand te nemen om te drinken, zeg dan tot hen: Zo zegt de Here der heerscharen: Drinken zùlt gij;

29. want zie, in de stad waarover mijn naam is uitgeroepen, begin Ik rampen te brengen, en zoudt gij dan vrij uitgaan? Gij zult niet vrij uitgaan, want het zwaard roep Ik op tegen alle bewoners der aarde, luidt het woord van de Here der heerscharen.

30. Gij zult ook tot hen al deze woorden profeteren en tot hen zeggen: De Here zal brullen uit den hoge en uit zijn heilige woning zijn stem verheffen; geweldig zal Hij brullen tegen zijn dreve, een roep als van druiventreders zal Hij aanheffen tegen alle inwoners der aarde.

31. Krijgsrumoer verbreidt zich tot aan het einde der aarde, want de Here heeft een rechtsgeding met de volken, Hij houdt gericht over al wat leeft; de goddelozen geeft Hij over aan het zwaard, luidt het woord des Heren.

32. Zo zegt de Here der heerscharen: Zie, rampspoed gaat van volk tot volk, een zware storm steekt op van de uithoeken der aarde,

Lees verder hoofdstuk Jeremia 25