Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 23:23-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

23. Ben Ik een God van nabij, luidt het woord des Heren, en niet een God van verre?

24. Zou zich iemand in schuilhoeken kunnen verschuilen, dat Ik hem niet zou zien? luidt het woord des Heren. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? luidt het woord des Heren.

25. Ik heb gehoord wat de profeten zeggen, die in mijn naam vals profeteren: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd!

26. Tot hoelang? – is er iets in het hart van de profeten, die leugen profeteren en profeten zijn van de bedriegerij van hun hart;

27. die erop bedacht zijn mijn volk mijn naam te doen vergeten door hun dromen, die zij elkander vertellen, evenals hun vaderen mijn naam hebben vergeten door de Baäl?

28. De profeet die een droom heeft, vertelle een droom, en die mijn woord heeft, spreke mijn woord naar waarheid; wat heeft het stro met het koren gemeen? luidt het woord des Heren.

29. Is niet mijn woord zó: als een vuur, luidt het woord des Heren, of als een hamer, die een steenrots vermorzelt?

30. Daarom zie, Ik zàl de profeten! luidt het woord des Heren, die mijn woorden van elkander stelen;

31. zie, Ik zàl de profeten! luidt het woord des Heren, die hun tong gebruiken en godsspraken verkondigen;

32. zie, Ik zàl de profeteerders van leugenachtige dromen! luidt het woord des Heren, die zij vertellen om mijn volk te misleiden door hun leugens en woordenkramerij; Ik heb hen niet gezonden en hun geen opdracht gegeven; zij zijn dit volk niet van het minste nut, luidt het woord des Heren.

33. Wanneer nu dit volk of een profeet of een priester u vraagt: Wat is des Heren last? zeg dan tot hen: Gij zijt de last, en Ik zal u afwerpen, luidt het woord des Heren.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 23