Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 20:10-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Want ik heb gehoord het gemompel van velen – schrik van rondom! –: Brengt iets aan, opdat wij hem aanbrengen. Alle lieden met wie ik bevriend ben, loeren op mijn val: wellicht zal hij zich laten verlokken, zodat wij hem overmogen en wraak op hem kunnen nemen.

11. Maar de Here is met mij als een geweldig held; daarom zullen mijn vervolgers struikelen en niets vermogen; zij staan ten diepste beschaamd, omdat zij hun doel niet bereiken, een eeuwige, onvergetelijke smaad.

12. Ja, de Here der heerscharen is een rechtvaardige toetser, die nieren en hart doorziet; ik zal uw wraak op hen zien, want op U heb ik mijn rechtszaak gewenteld.

13. Zingt de Here, looft de Here, want Hij bevrijdt het leven van de arme uit de macht der boosdoeners.

14. Vervloekt zij de dag waarop ik geboren ben; de dag waarop mijn moeder mij baarde, zij niet gezegend.

15. Vervloekt zij de man die mijn vader de blijde boodschap bracht: U is een jongen geboren, waarmede hij hem zozeer verblijdde;

16. die man zij als de steden die de Here onderstboven heeft gekeerd, zonder dat het Hem berouwde; hij hore des morgens geschreeuw en des middags krijgsrumoer,

17. omdat Hij mij niet deed sterven in de moederschoot, zodat mijn moeder mijn graf ware geworden en haar schoot voor immer zwanger gebleven.

18. Waarom toch ben ik uit de moederschoot voortgekomen om moeite en kommer te aanschouwen en opdat mijn dagen in schande ten einde spoeden?

Lees verder hoofdstuk Jeremia 20