Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 16:7-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. men zal geen brood breken ten rouw om iemand te troosten over een dode, men zal hun ook geen troostbeker te drinken geven om iemands vader of moeder.

8. Gij moogt ook geen huis van feestgelag binnentreden om bij hen te zitten en te eten en te drinken;

9. want zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Zie, Ik doe in deze plaats voor uw ogen en in uw dagen verstommen de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid, de stem van de bruidegom en de stem der bruid!

10. Wanneer gij nu aan dit volk al deze woorden verkondigt, en zij tot u zeggen: Waarom heeft de Here al dit groot onheil over ons uitgesproken, wat is onze ongerechtigheid en wat is onze zonde, waarmede wij tegen de Here, onze God, gezondigd hebben –

11. dan zult gij tot hen zeggen: Omdat uw vaderen Mij hebben verlaten, luidt het woord des Heren, en andere goden zijn achternagelopen en die hebben gediend en zich voor die hebben nedergebogen, en Mij hebben verlaten en mijn wet niet hebben gehouden,

12. en omdat gij nog erger hebt gedaan dan uw vaderen, doordat ieder van u wandelt naar de verstoktheid van zijn boos hart in plaats van naar Mij te horen,

13. daarom zal Ik u wegslingeren uit dit land naar een land dat gij niet hebt gekend, gij noch uw vaderen, en daar zult gij andere goden dienen dag en nacht, doordat Ik u geen genade zal bewijzen.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 16